Ups en downs tijdelijk huisverbod binnen de G4
Het Verwey-Jonker Instituut onderzocht voor de G4 waarom er vanaf de periode na 2013 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht (de G4) een terugloop is in het aantal huisverboden. Daarnaast werd gekeken naar de voorwaarden die nodig zijn om een huisverbod optimaal in te zetten, zodat men directe bescherming kan bieden en voor duurzame veiligheid in het gezin kan zorgen.
Sinds 2009 kan in bepaalde gevallen van huiselijk geweld een huisverbod in gezet worden. Dit is een bestuurlijk instrument waardoor een volwassene die in een huishouden gevaar veroorzaakt tijdelijk uit huis geplaatst wordt.
Verklaringen
De afname in het aantal huisverboden valt niet te verklaren uit een afname van het aantal meldingen huiselijk geweld bij de politie. Uit gesprekken met sleutelfiguren en deskundigen in de gemeenten kwamen als belangrijkste verklaringen de reorganisatie bij de politie in 2013, en de transitie in het sociale domein naar voren. In die transitie kwam Veilig Thuis tot stand, als samenvoeging van het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling en het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld. Hierdoor verdwenen specifieke personen, functies of afdelingen, waardoor zowel kennis verloren ging als afdelingen met aanjagende functies verdwenen.
Knelpunten
Tegelijkertijd ontstonden nieuwe samenwerkingswijzen met nieuwe mensen. De belangrijkste knelpunten rondom uitvoering zijn een gebrek aan kennis over het huisverbod, capaciteit en het ontbreken van een gezamenlijke visie op het huisverbod. Deze visie ontbreekt met name in situaties waarin geen crisismelding bij de politie is gedaan. Ook is er geen visie op de rol van het huisverbod in de brede aanpak van huiselijk geweld door hulpverlening, bestuursrechtelijke inzet van het huisverbod en de strafrechtelijke aanpak.