'Meer oog nodig voor kinderen van ouders met verslaving of psychische problemen'
Gemeenten, zorgverzekeraars en ggz-instellingen moeten een doorbraak forceren om passende hulp te bieden voor kinderen van ouders met psychische problemen en/of een verslaving. Dat zegt de nieuwe voorzitter van het Landelijk Platform KOPP/KOV, Denis Wiering.
In Nederland zijn er jaarlijks ruim 400.000 ouders die met een verslaving of psychische stoornis kampen.
Hun kinderen hebben twee tot drie keer vaker het risico om zelf psychische problemen te ontwikkelen of verslaafd te raken. Het risico om slachtoffer van huiselijk geweld te worden is eveneens twee tot drie keer groter.
Kinderen van ouders met psychische problemen en/of een verslaving leveren ook vaker lagere prestaties op school en doen in hun jeugd vijf keer vaker een beroep op de geestelijke gezondheidszorg.
Gezinnen slecht bereikt
Hoewel er effectieve interventies zijn die problemen bij deze kinderen voorkomen, worden de gezinnen nog veel te weinig bereikt, zo blijkt uit cijfers van het Trimbos-instituut. “Deze kinderen zijn de dupe van een kloof in financieringsvormen. De zorgverzekeraar betaalt de ggz-instelling voor hulp aan de ouders, de gemeente financiert preventie en hulp voor de kinderen, maar dat gaat niet in samenhang”, zegt Wiering. “Als dat meer in samenhang wordt gedaan, met gezamenlijke investeringen en gedeelde besparingen, dan hoeven we niet langer aan te zien dat de ontwikkeling van kinderen onnodig in gevaar komt.”
Hulpnetwerk beter benutten
Het Landelijk Platform KOPP/KOV wil met gemeenten, verzekeraars en ggz-instellingen op zoek naar initiatieven om het bestaande hulpnetwerk beter in te zetten. Wiering: “De kennis en expertise in het Platform kan helpen om de juiste dingen te doen voor deze kinderen.”
KOPP/KOV staat voor kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) en kinderen van ouders met een verslaving (KOV). Het Landelijk Platform, georganiseerd door het Trimbos Instituut, bestaat uit stakeholders zoals zorgprofessionals, preventiemedewerkers, wetenschappers, beleidsmedewerkers en de doelgroep zelf.