Huwelijksdwang blijft moeilijk vast te stellen
Het signaleren en vaststellen van huwelijksdwang is een van de grootste knelpunten die met de Wet tegengaan huwelijksdwang wordt ervaren. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Maastricht en het WODC.
De Wet tegengaan huwelijksdwang trad op 5 december 2015 in werking. De Universiteit Maastricht en het Verwey-Jonker Instituut hebben in opdracht van het WODC onderzocht hoe deze wet in de praktijk werkt.
Uit het onderzoek blijkt dat sinds de inwerkingtreding van de Wet er geen polygame huwelijken zijn voltrokken. Het aantal kindhuwelijken waarbij een of beide echtgenoten op het moment van de verblijfsaanvraag voor echtgeno(te)ot, nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft of hebben bereikt, bedraagt sinds de inwerkingtreding van de Wet minimaal circa 150 personen.
De meeste asielaanvragen voor verblijf van kindbruiden uit het buitenland, betreft personen uit Syriƫ.
Het aantal derde en vierde graad verwantschapshuwelijken ligt aanzienlijk hoger. Daarbij speelt onbekendheid met de verwantschapsgraad een rol. Van de mogelijkheden die de Wet biedt om huwelijken tegen te houden via stuiting of deze nietig te laten verklaren, wordt niet veel gebruik gemaakt.
Knelpunt
Dwang bij een huwelijk is moeilijk vast te stellen. Zowel de professionals uit het veld benoemen het signaleren en vaststellen van huwelijksdwang als een knelpunt, alsook de ambtenaren bij de gemeenten en IND die dwang moeten beoordelen.